|
||||||||
|
Ten huize van ondergetekende scoort Michael McDermott al bijna dertig jaar met de regelmaat van een klok. Moeilijk was dat niet voor ons: Michael toonde al meteen dat hij als songschrijver weinig concurrentie heeft en dat hij, zonder de minste overdrijving, bij de absolute top mag gerekend worden. Daarmee bedoel ik: de liga waarin Dylan, Springsteen, Zevon, Petty, Waits en hun evenknieën spelen. Alleen: de echte doorbraak en de rush naar echte populariteit blijven een beetje achterwege en dat is bijzonder jammer, vind ik. Platen als “Gethsemane” -uit 1993 (!!)- en het recente “St. Paul’s Boulevard” en alles daar tussenin, bevatten stuk voor stuk songs, die, in een rechtvaardige wereld, dag na dag op onze radio te horen zouden moeten zijn. Helaas, het is niet het geval. En toch blijft Michael voortdoen, allicht omdat hij gewoon niet anders kan: de artiest in hem is gewoon te groot om zich het zwijgen te laten opleggen. Mij lijkt het, dat McDermott songs kan schrijven, zoals u of ik de krant kunnen lezen: even gaan zitten, kopje koffie erbij…et voilà. Lijkt me zalig en ik kan er alleen maar een tikkeltje afgunstig naar kijken. Dat gevoel overviel me alweer, toen ik deze nieuwe worp in de bus kreeg: twee platen ineens, in één verpakking en als een soort tweeling-met-contrasten gepresenteerd. De ene plaat , “Lighthouse…” is voornamelijk akoestisch of tenminste eerder rustig, de tweede, “East Jesus” rockt er bij momenten stevig op los. Twee keer tien zelfgeschreven songs -noblesse oblige-, prenteren twee van de vele facetten, waaruit de diamant McDermott bestaat: wit/zwart, Licht/donker, en voor een muzikant dus akoestisch/elektrisch. Nu heeft Michael in de loop der tijden voldoende geloofsbrieven afgeleverd om, wanneer het nodig is, een beroep te kunnen doen op een keure aan fijne gasten om de liedjes te komen verfraaien. Op de rustige plaat zijn dat mensen als violiste Heather Lynne Horton, Celliste Katie Burns,bassist Matt Thompson en de onaards straffe tandem Will Kimbrough/John Deaderick op allerhande snaren en toetsen. Op de luidere plaat zijn Deaderick, Kimbrough, Horton en Thompson ook van de partij, maar ze krijgen het gezelschap van drummer Steven Gillis en gitarist Grant Tye. Beide schijven bevatten alleen maar topsongs, zij het dat enkele er toch nog een tikkeltje bovenuit steken. Zo kan ik bijvoorbeeld geen enkele keer het kippenvel vermijden bij “I’ am Not My Father”, een midtempo ballad, waarin Michael beschrijft wat velen onder ons nogal duidelijk meemaken: de vaststelling dat je je afkomst niet kunt ontlopen, hoe graag je dat ook zou willen. De titelsong doet hetzelfde: hoe mooi kun je De Liefde omschrijven? En in “Gonna Rise Up” beschrijft Michael, die zijn deel aan verslavingen en andere problemen heeft gehad, hoezeer het de moeite loont telkens weer op te staan. Ook uit de luide plaat kan elk zijn lievelingstracks citeren en voor mij zijn dat diegene waar Michael bij momenten de Springsteen die in hem zit, naar boven haalt: de titeltrack, “Quicksand” en “Head Full of Rain” springen er uit, zonder dat er aan de andere kant eentje afvalt. Dat betekent vooral dat Michael McDermott nog maar eens een ferme lap muziek op de wereld losgelaten heeft. Ik kan er verder kort over zijn: dit is nog maar eens topmateriaal van een kerel die gewoon niet in staat is een slechte plaat te maken ! (Dani Heyvaert)
|